De man met de pleisters
Er was eens een jonge man, die alles had wat z’n hart begeerde: een mooi landhuis met een grote tuin, een grote auto en een dure sportwagen, zelfs een boot. Alles wat hij maar bedenken kon, dat had hij.. En hij was belangrijk, want hij was directeur van een groot en succesvol bedrijf.
Er was maar één ding wat hem dwars zat: hij was ongelukkig. Hij begreep er niets van, want zoals hij alles had, dan moest je toch gelukkig zijn.!
En dat was hij niet.
Ook had hij vaak pijn. Vooral als hij zich bewoog, dan voelde hij overal pijn. Hij kon zich trouwens maar heel moeilijk bewegen, want z’n hele lichaam was bedekt met pleisters, hele dikke lagen pleisters. Er was geen plek meer te vinden op z’n lichaam wat niet bedekt was. Hij wist niet beter, dan dat hij met pleisters bedekt was. Hij kon zich de eerste pleisters niet herinneren, die hadden z’n vader en moeder al geplakt toen hij nog heel klein was. Later kon hij dat zelf.
Z’n vader en z’n moeder hadden dat ook evenals z’n zus. Vooral z’n vader had er dikke lagen opzitten. Die had hele mooie pleisters, nog mooier dan hij zelf. Er waren pleister in allerlei prachtige kleuren, soorten en maten. Z’n vader had de duurste en mooiste en aangezien hij net als z’n vader wilde zijn, zag hij er ook al bijna net zo uit.
Af en toe kwam er wel eens wat viezigheid of bloed uit ergens, maar dan plakte hij daar gewoon een nieuwe pleister overheen. Zo werd de laag steeds dikker. Zo moest dat kennelijk, want iedereen die hij kende had hele dikke lagen..
Op een dag was hij vroeg klaar met z’n werk. Omdat het prachtig weer was besloot hij om een stuk te gaan wandelen in het bos. Hij moest wel voorzichtig lopen, want elke beweging ging moeilijk, het deed zeer en hij was stijf van die dikke laag. In het bos werd hij altijd rustig van binnen; hij was daar graag. Toen hij zo een tijd steeds verder het bos in liep, zag hij in de verte iets bewegen in het licht van de zonnestralen. Normaal liep hij nooit zover, maar nu werd hij nieuwsgierig en liep voorzichtig verder. Toen hij dichterbij kwam, zag hij een meisje, die daar danste in de zon op een open plek in het bos. Hij wist niet dat iemand zo dansen kon: zo vrij en sierlijk; bovendien leek ze ook helemaal geen pijn te hebben. Toen hij beter keek, zag hij dat ze helemaal geen pleisters had!
Hij wist niet wat hij zag., het ontroerde hem plotseling zo dat er tranen in z’n ogen kwamen. Dat mocht niet, want dat hoorde niet, dus hij verschool zich snel achter een boom; hij hield de adem in want hij durfde geen geluid te maken. Hij was bang dat het meisje hem kon zien en hij wist niet wat er dan kon gebeuren. Hij wilde alles altijd van te voren weten en dit kon hij niet inschatten. Hij kon z’n ogen echter niet van haar afhouden, zo mooi vond hij dat dansende meisje.
Hij keek net zo lang tot de zon begon te zakken en totdat ze wegging. Hij was teleurgesteld en voelde dat in z’n buik. Hij ging ook maar naar huis en thuis gekomen plakte hij meteen een pleister op de zere plek. Zo hoorde dat nu eenmaal, zo had hij dat geleerd.
De volgende dag besloot hij opnieuw om naar het bos te gaan en hij hoopte dat het meisje daar weer was. Hij had geluk: in de verte zag hij haar bewegen. Hij werd helemaal blij en warm van binnen. Hij durfde nu ook wat dichterbij te komen. Zo stond hij een hele poos te kijken, totdat ze hem plotseling zag. Hij schrok erg en voelde zich betrapt. Hij draaide zich om en vluchtte zo snel mogelijk weg. Hij voelde z’n hart bonken en thuis moest hij daar helemaal van bijkomen.
Toch kon hij het de volgende dag niet laten om weer te gaan. Ze was er weer gelukkig, prachtig dansend in de zon. Na een tijdje zag ze hem en nu durfde hij te blijven staan, al klopte z’n hart in z’n keel. Ze kwam naar hem toe, ze keek hem heel vriendelijk aan en zei: ‘je hoeft niet bang te zijn, hoor’. Haar vriendelijkheid ontroerde hem zo hevig, dat hij er verlegen van werd. Zoveel liefde in iemands ogen had hij nog nooit gezien. Ze legde haar hand op z’n arm juist op een zere plek. Hij trok terug en ze zei”’vroeger had ik ook zoveel pleisters en heel veel pijn, maar ik heb geleerd hoe dat genezen kan.’ Hij kon z’n oren niet geloven..!
‘Hoe heb je dat dan geleerd?” vroeg hij.
‘Zal ik je dat laten zien?” vroeg ze. ‘Het doet wel een beetje pijn, maar je zult zien dat het daarna over gaat’ Dat wilde hij wel en toen trok ze voorzichtig een pleister van z’n arm. ‘Aau’ Dat deed inderdaad zeer!. Voorzichtig legde ze haar hand erop. Even later merkte hij tot z’n verbazing dat de pijn wegtrok; en zelfs kon hij z’n arm wat meer bewegen..! Ongelooflijk vond hij het wat hier gebeurd was. Hij werd er helemaal blij van. Hij wilde zo snel mogelijk naar huis om dit aan z’n ouders te vertellen. Die waren erg verbaasd en begrepen er niet zoveel van, maar in ieder geval zagen ze dat hij blij en gelukkig was en dat vonden ze fijn. Hij besefte wel dat de rest van z’n lichaam nog vol met pleisters zat en ook nog zeer deed. Dus daarop ging hij weer naar het meisje en vroeg of ze hem wilde helpen er nog meer pleisters af te halen. Dat wilde ze graag. En hoewel het best zeer deed, werd hij er toch heel blij en gelukkig van want hij kon steeds meer bewegen. Het voelde allemaal nog wel heel kwetsbaar en het meisje zei hem dat hij voorzichtig moest doen met zichzelf. En als hij zich opnieuw verwondde, hoefde er niet altijd meteen een pleister op. Alleen als het erg bloedde. Dat beloofde hij. Ze spraken af dat hij elke dag terug zou komen om er telkens wat pleisters af te halen. Alles in één keer kon niet. Het eraf halen bleef nog wel pijn doen, maar langzaam verdween de pijn en hij voelde zich steeds soepeler en vrijer.
En op en dag begon hij ook met het meisje mee te dansen in de zon.
Hij was nog nooit eerder zo gelukkig geweest..
nov. 1998