Over de Goddelijkheid van de mens.
Er was eens een tijd heel lang geleden, dat alle mensen Goden waren. Ze beschikten allen over een geweldige macht.
Maar zij maakten daar misbruik van.
Brahma, de God der Goden, besloot daar iets aan te doen.
Hij wilde de Goddelijkheid van de mens verbergen.
Hij riep alle Goden bijeen en vroeg hen waar hij het beste met die grootheid kon blijven.
Een van de Goden zei:
“Laat ons de grootheid maar begraven in het diepst van de aarde.”
Waarop Brahma antwoordde:
“Nee, want eens komt de dag dat de mens zo diep zal graven dat hij zijn grootheid terug zal vinden.”
Een andere God zei toen: “Gooi het in het diepst van de oceaan.”
Maar opnieuw antwoordde Brahma: “Nee, want eens komt de dag dat de mens
het diepst van de oceaan zal ontdekken.”
Een derde zei: “Verstop het op de allerhoogste berg.”
Maar ook hierop antwoordde Brahma:
“Nee, want eens komt de dag dat de mens die bergtop zal beklimmen.
“Ten einde raad gaven de mindere Goden het op.
Toen zei Brahma, de God der Goden: “Op aarde is maar één plaats,
waar de grote Goddelijkheid van de mens afdoende kan worden opgeborgen.
Eén plaats waar hij zeker nooit zal zoeken. En dat is: In het diepst van hemzelf.”
En sindsdien heeft de mens gegraven, gedoken en geklommen op zoek naar datgene wat diep in hemzelf verborgen ligt.
Een oude Hindoe legende.